In het kader van de ontwikkeling van het Jeugdbeleidsplan zal ik de komende tijd telkens 5 vragen voorleggen aan de ‘werkgroepleden’ die zich bezighouden met dit plan. Dit keer is Rob Rutten aan de beurt.
Allereerst de vraag: wie is Rob Rutten?
Ik ben Rob Rutten, 47 jaar, getrouwd, en heb een zoon en een dochter. Ik werk als coördinator Buurtsportcoaches op de afdeling sportservice van de SRO in Amersfoort. Begin jaren ’90 ben ik in Nijkerk komen wonen, een periode waarin ik bij Sparta Nijkerk in het eerste elftal voetbalde. Een mooi seizoen was dat waarin we met het eerste de bekerfinale tegen AJAX 2 in ‘de Meer’ mochten spelen. Ruud Schoordijk, Dirko van Essen, Nico van Zanten, Jan van de Craats, Henk van Steeg, Bert Bouw, Ron Bezembinder en Jorrit van Deuveren waren o.a. mijn teamgenoten in die periode. Van die generatie teamgenoten is het goed om te zien dat mannen als Richard van de Bor, Klaas Cozijnsen, Marco Brouwer en Sven Onland nog steeds intensief betrokken zijn bij de vereniging, “van Mini tot Sparta 1” Een goed signaal is dat Sven Onland ook is toegetreden tot de werkgroep!
Rob Rutten (r), toen nog met haar en Klaas Cozijnsen (l) In ‘de Meer’ tijdens de bekerfinale.
Mijn eerste kennismaking met Sparta Nijkerk was als stagiair van Pierre Stevenaart tijdens mijn CIOS en KNVB opleiding. Na afronding van mijn opleiding ben ik als trainer gaan werken met pupillen, junioren en seniorenselectieteams bij verschillende verenigingen. Op het moment dat mijn zoon de leeftijd had om te mogen voetballen, moest hij dat van zijn vader natuurlijk bij ‘Sparta is de Goeiste’ gaan doen. Zoals zoveel vaders en moeders rol je dan vanzelf als vrijwilliger in de rol van trainer van het eerste team van je kind, in mijn geval de F9. Na de E1 vonden zowel vader als zoon de samenwerking genoeg en heb ik de vereniging voorgesteld om de functie van technisch coördinator pupillen op te richten en in te vullen. Mijn inzet bij de technische commissie jeugd volgde en nu dus de werkgroep jeugdopleiding Sparta Nijkerk.
5 vragen aan Rob Rutten over het Jeugdbeleidsplan van Sparta Nijkerk
1.
Leuk zo’n beleidsplan, maar het verdwijnt in de kast en we zien het nooit meer terug…..
Klopt! Een beleidsplan ontwikkelt zich maar al te vaak tot ‘een papieren tijger’. Dat was voor mij de motivatie om deze werkgroep op te richten. Het stoffige technische beleidsplan jeugd, wat al een aantal jaren ‘ergens’ op de website te vinden is, samen vermaken tot een ‘Spartaanse leeuw’. Een leeuw die ambitieus en hongerig iedere dag weer op zoek gaat naar zijn prooi, een leeuw die zorgt voor een goede opleiding van zijn welpen. Ja, dat klinkt als ‘een mooi verhaal’, maar ik sta zo praktisch als mogelijk in de werkgroep. Als je de moeite neemt om het bestaande technische beleidsplan door te lezen, dan kom je tot de conclusie dat we (onbewust) de benoemde doelstellingen al aardig aan het invullen zijn. Een aantal voorbeelden:
-extra techniek- circuittrainingen voor alle F-E-D pupillen
-centrale trainingen op de woensdagen voor de E en F pupillen
-selectieprocedure, waarbij alle spelers worden ingedeeld op het niveau waarin ze maximaal ontwikkeling en plezier beleven
-vier A1 spelers zijn dit seizoen afgeleverd bij de A selectie
-een groot aantal eigen opgeleide spelers spelen in de B- en C-selectie
-alle trainers hebben het document ontvangen met uitleg over de train-, speel- en coachwijze van onze jeugdopleiding
-het aantal gediplomeerde Spartaanse trainers is flink aan het groeien
Waar hebben we dan nog stappen te maken?
In 4X C : Communicatie, over de doelstellingen en uitgangspunten van onze jeugdopleiding en hoe we die concreet willen bereiken. Het Controleren van deze visie in de dagelijkse uitvoering. En waar nodig moeten we elkaar ook durven aan te spreken, Corrigeren op het moment dat we niet datgene doen wat we hebben afgesproken. En tot slot, laten we niet vergeten elkaar te Complimenteren met de dingen die we goed doen in de lijn van deze visie. Positief coachen werkt namelijk niet alleen voor spelers, maar heeft ook invloed op de motivatie van trainers en geeft een positieve clubcultuur.
Beantwoord de kwaliteit van de jeugdtrainers aan het niveau dat in het jeugdbeleidsplan van hen wordt gevraagd c.q. geëist om goed uitvoering te geven aan het plan? Als dat niet zo is, hoe kunnen we dat verhogen?
We hebben veel enthousiaste trainers met de juiste intrinsieke motivatie die veel tijd en energie willen steken in onze spelers. En het aantal trainers met een KNVB trainerslicentie (pupillen- / juniorentrainer, TC 3, TC2) is groot. Zouden we kwaliteit aflezen alleen aan deze criteria dan hebben we voldoende kwaliteit in huis.
Maar toch is mijn antwoord NEE. We maken nog onvoldoende gebruik van deze kwaliteiten. Waar het onze trainers aan ontbreekt is ‘richting’. Als vereniging moeten we onze trainers beter faciliteren en informeren om uitvoering te kunnen geven aan de richting en visie die we nastreven. Wat is onze opleidingsvisie waard en hoe kan de trainer die praktisch en concreet toepassen als hij of zij die onvoldoende kent, of niet weet hoe die te bereiken? Vervolgens moeten we ook stappen maken in het bewaken en controleren van deze opleidingsvisie in de praktijk. Daar zijn we weer bij 4x C. Daarnaast zal de aangepaste technische organisatiestructuur de kwaliteit van de trainers verhogen. Dat doen we o.a. door de kennis van de gecertificeerde betaalde trainers breder in te gaan zetten. Het moeten ‘visie-trainers’ worden die naast hun eigen team de opleidingsvisie gaan uitdragen, uitvoeren en bewaken. Zij bieden ook ondersteuning aan de trainers van de standaardteams (niet selectieteams). In de lopende sollicitatieprocedure voor het nieuwe seizoen staan die structuur en de daarbij horende competenties centraal bij de betaalde trainers.
3.
Wat kan een jeugdbeleidsplan concreet toevoegen aan de ontwikkeling van jeugdspelers? Het gaat toch vooral om het talent dat ze al dan niet hebben?
Zeker, het aanwezige talent is medebepalend voor de ontwikkeling van iedere individuele speler. Maar niet alle spelers hebben hetzelfde talent, en talent alleen is niet genoeg om het maximale uit een speler te halen. Talent komt alleen naar boven als het de ruimte en aandacht krijgt die het nodig heeft om zich te ontwikkelen. En naast talent zal er ook aandacht moeten zijn voor die competenties die nog te ontwikkelen zijn. Door een eenduidige manier van opleiden, met ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, en aandacht voor alle spelers ongeacht het aanwezige talent, gaan we uiteindelijk betere spelers opleiden. En niet onbelangrijk, het plezier in het voetballen op alle niveaus zal toenemen, met alle positieve gevolgen van dien. Als je iets met plezier doet, doe je het beter, vaker, langer, en draag je het ook gemotiveerd over. Want voetbal is naast een doel op zich, ook een ‘middel tot’. Een middel in het tegen gaan van bewegingsachterstanden, overgewicht, obesitas of sociaal isolement, en een middel in het ontwikkelen van participatie, vrijwilligerswerk, gezondheid, veiligheid etc. Van een vereniging wordt tegenwoordig meer verantwoordelijkheid gevraagd. Maatschappelijk verantwoord verenigen is, of je het nu wil of niet, een must in deze tijd.
4.
Naast voetbaltechnische en -tactische ontwikkeling van jeugdspelers zijn ook zaken als omgang met elkaar, respect, normen en waarden, zuinig zijn op de spullen van de club, betrokkenheid ouders e.d. van belang. Wat kunnen we in dat opzicht verwachten van het jeugdbeleidsplan?
Laat ik beginnen met de woorden van Nelson Mandela:
Nelson Mandela:
“Sport has the power to change the world. It has the power to inspire, it has the power to unite people in a way that little else does. It speaks to youth in a language they understand. Sport can create hope, where once there was only despair. It is more powerful than governments in breaking down racial barriers. It laughs in the face of all types of discrimination”
Als de grote Nelson Mandela deze kracht van sport benoemt, dan moet dat ook terug te vinden zijn in onze vereniging. Maar ook hier zal meer richting gegeven moeten worden. Onze bestaande gedragscode (zie website) dreigt een stoffige en papieren tijger te worden als we ook daar niet actief mee aan de slag gaan. Ik nodig het hoofdbestuur en alle leden uit om een werkgroep Gedragscode op te richten en de 4 C’s toe te passen.
Terug naar je vraag: Binnen de opleidingsvisie leiden en voeden we individuele spelers op die onderdeel uitmaken van een team en van de vereniging. Daar hoort gezond, sociaal en sportief gedrag bij. Laten we elkaar vooral wijzen op de verantwoordelijkheden en aan blijven spreken op gezond sociaal en sportief gedrag.
5.
Hoe belangrijk is het om spelers een winnaarsmentaliteit bij te brengen en hoe denken jullie dat te doen?
Hoe je het ook wendt of keert, iedere voetballer op welk niveau dan ook speelt zijn wedstrijden met de instelling om te willen winnen. Daar moeten we niet te benauwd over doen. Sterker, daarin hebben we een achterstand in te halen. Uitgangspunt blijft dat we uit moeten gaan van de ontwikkeling van voetbaltechnische en motorisch, fysieke aspecten van de individuele spelers. Maar ook mentaliteit is een kwaliteit die ontwikkeld moet worden, zowel bij de individuele speler als bij het team.
Bij de F-pupillen moet het ‘willen’ winnen geen zonde, maar een gezond uitgangspunt bij het spelen van een spelletje zijn. En in de opleiding richting de A-junioren zal het ‘moeten’ winnen een meer voorname rol gaan spelen. ‘Van opleiden naar presteren’.
Ook het leren omgaan met verlies hoort bij het ontwikkelen van mentaliteit. Hoe doen we dat dan? Door voetbal-echte vormen te trainen met ruimte voor winst en verlies. Dus veel (kleine) partijspelen van 1:1 tot 4:4. Ook de manier van coachen speelt een rol. Gaan we de speler die in aanraking komt met een tegenstander en op de grond ligt van het veld dragen en wisselen ? Of coachen we die speler door te zeggen “niet opgeven, doorzetten, kom overeind”.
Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat winnaarsmentaliteit een voorwaarde is om het maximale uit iemands voetbalkwaliteiten te halen. Als speler van Spakenburg 1 heb ik daar veel van geleerd, en het leverde ons als team en vereniging een algeheel amateurkampioenschap op. Ook vandaag nog leerde ik hoe je die kwaliteit kunt ontwikkelen. Zo vertelde een trainer van een E-team dat hij een afspraak had gemaakt met zijn spelers en ouders: geblesseerde spelers worden door de aanvoerder overeind geholpen, er komt in principe geen trainer of leider het veld meer in. Van een andere F-trainer hoorde ik zijn coachwijze voorafgaande aan een wedstrijd. Hij stuurt zijn spelers met 4 opdrachten het veld in: als je de bal hebt, maak een actie. Ben je de bal kwijt als team, verover hem zo snel als mogelijk weer terug. Doe je best en speel als een team dat wil winnen. En tot slot maak plezier !
Nabrander: ‘zoals de oude zongen………’
Zo, dat was Rob Rutten. Stel hem vijf vragen en de hele website is een paar dagen aan leesstof rijker. Het geeft wel aan dat er bij onze jeugdafdeling met veel passie wordt gewerkt. Mooi is ook dat oud-spelers als Rob de kar trekken. Zij hebben hoe dan ook de ervaring waar andere trainers hun voordeel mee kunnen doen. Het is echt geen absolute voorwaarde om als jeugdtrainer zelf in het eerste elftal te hebben gespeeld, maar het geeft wel veel praktische ervaringskennis waar anderen hun voordeel mee kunnen doen. Daarom zou ik het van harte toejuichen als nog meer oud-spelers op welke manier dan ook bij de technische uitvoering van Sparta Nijkerk, zowel bij de jeugd als bij de senioren en in welke functie dan ook, betrokken raken!! Hoe meer ervaring hoe beter en het geeft ook een mooi gevoel dat we binnen de club ‘ouwe rotten’ aan het werk hebben. Want ‘zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen’ !!